Eergisteren werd het tweede deel van de Virtual Revolution op mijn netvlies gebrand: Enemy of the State. Daar waar het eerste deel zich mijns inziens voornamelijk focuste op de paradox van de gelijkheid (lees vorig blogartikel), werd in dit tweede deel een nieuwe paradox blootgelegd van de revolutie. Het initiële doel van het internet was immers meer “broederschap” tussen mensen te creëren. Door meer mensen met elkaar te connecteren duiken er echter ook steeds meer krachten op die deze broederschap willen manipuleren.
Liberté, égalité, Fraternité of the internet: De tweede paradox
Stel je voor dat er al internet zou bestaan tijdens de Franse Revolutie. Zou de Franse republiek er dan sneller of juist niet gekomen zijn. Zou koning Lodewijk XVI zijn iphone in aanslag hebben gehouden om de twitterberichten over hem te checken? We zullen het waarschijnlijk nooit te weten komen. Tijdens deze tweede reeks werden wel een aantal actuele voorbeelden aangehaald waarbij online-platformen zoals Twitter een strijdmiddel zijn geworden om mensen te mobiliseren tegen bepaalde regimes of instellingen. Dat heeft het Iraanse regime mogen ondervinden tijdens de twitterrevolutie. Het internet zet aan tot solidariteit, empowerment en geeft macht aan individuen. Iedereen die een internetverbinding heeft, bezit de macht om iets bij te dragen. Het spreekt voor zich dat ook de overheid en andere instellingen die bloot staan aan kritiek zich wapenen tegen deze waterval aan kritische woorden op Twitter, Facebook en andere social media. Op die manier ontstaat een nieuwe virtuele wapenwedloop. Enerzijds tussen burgers en staat, anderzijds tussen staten onderling. Een schoolvoorbeeld in deze wapenwedloop is China, dat zich zeer schizofreen gedraagt. De navelstreng met de digitale buitenwereld wordt op geregelde tijdstippen door een overheidswasknijper dichtgeknepen. De angst dat de buitenwereld (Het Westen) gevoed zou worden met de interne keukenaangelegenheden is immers groot. Op andere momenten wordt de wasknijper door de overheid juist opengezet zodat het Chinese volk gevoed wordt met de juiste propaganda. Fifty Centers – bloggers die betaald worden door de overheid – zorgen daarbij voor de nodige content. Tegelijkertijd recruteert de Chinese overheid op grote schaal – edoch onofficieel – hackers die bedrijfscomputers van onder andere Amerikaanse multinationals moeten leegslurpen zoals een Starbucks meeneemkoffie.
Niet alleen bestaande groeperingen en overheden hanteren het internet als een afspiegeling van de real world. Door het internet ontstaan er eveneens tribes en andere zaken die anders nooit zouden ontstaan zijn. Een positief voorbeeld is het ontstaan van Paypal, een virtuele eenheidsmunt. Er is echter ook een keerzijde aan het ontstaan van deze tribes. Individuen met een fatalistisch of terroristisch gedachtengoed creëren dankzij het internet een vorm van ‘portable homeland’. Zij hebben niet tot doel om broederschap te brengen onder de wereldbevolking. Ze hanteren het internet (Youtube, blogs, etc.) om een boodschap van haat up te loaden. Door een interne samenhorigheid en broederschap zien ze alleen nog maar de anderen als een outgroup. Het is mijns inziens dan ook een terechte reflectie die op het einde van de reportage werd gemaakt: wat als iedereen online komt in plaats van de huidige 25% van de wereldbevolking? Groeien er dan nog meer ingroups en outgroups? Gaan we ons binnen tien jaar 's nachts veiliger voelen in de buitenwijken van Brussel dan in cyberland? Laten we gewoon binnen nog eens 20 jaar afspreken om verder te debateren. Zelfde plaats, zelfde zender.
Liberté, égalité, Fraternité of the internet: De tweede paradox
Stel je voor dat er al internet zou bestaan tijdens de Franse Revolutie. Zou de Franse republiek er dan sneller of juist niet gekomen zijn. Zou koning Lodewijk XVI zijn iphone in aanslag hebben gehouden om de twitterberichten over hem te checken? We zullen het waarschijnlijk nooit te weten komen. Tijdens deze tweede reeks werden wel een aantal actuele voorbeelden aangehaald waarbij online-platformen zoals Twitter een strijdmiddel zijn geworden om mensen te mobiliseren tegen bepaalde regimes of instellingen. Dat heeft het Iraanse regime mogen ondervinden tijdens de twitterrevolutie. Het internet zet aan tot solidariteit, empowerment en geeft macht aan individuen. Iedereen die een internetverbinding heeft, bezit de macht om iets bij te dragen. Het spreekt voor zich dat ook de overheid en andere instellingen die bloot staan aan kritiek zich wapenen tegen deze waterval aan kritische woorden op Twitter, Facebook en andere social media. Op die manier ontstaat een nieuwe virtuele wapenwedloop. Enerzijds tussen burgers en staat, anderzijds tussen staten onderling. Een schoolvoorbeeld in deze wapenwedloop is China, dat zich zeer schizofreen gedraagt. De navelstreng met de digitale buitenwereld wordt op geregelde tijdstippen door een overheidswasknijper dichtgeknepen. De angst dat de buitenwereld (Het Westen) gevoed zou worden met de interne keukenaangelegenheden is immers groot. Op andere momenten wordt de wasknijper door de overheid juist opengezet zodat het Chinese volk gevoed wordt met de juiste propaganda. Fifty Centers – bloggers die betaald worden door de overheid – zorgen daarbij voor de nodige content. Tegelijkertijd recruteert de Chinese overheid op grote schaal – edoch onofficieel – hackers die bedrijfscomputers van onder andere Amerikaanse multinationals moeten leegslurpen zoals een Starbucks meeneemkoffie.
Niet alleen bestaande groeperingen en overheden hanteren het internet als een afspiegeling van de real world. Door het internet ontstaan er eveneens tribes en andere zaken die anders nooit zouden ontstaan zijn. Een positief voorbeeld is het ontstaan van Paypal, een virtuele eenheidsmunt. Er is echter ook een keerzijde aan het ontstaan van deze tribes. Individuen met een fatalistisch of terroristisch gedachtengoed creëren dankzij het internet een vorm van ‘portable homeland’. Zij hebben niet tot doel om broederschap te brengen onder de wereldbevolking. Ze hanteren het internet (Youtube, blogs, etc.) om een boodschap van haat up te loaden. Door een interne samenhorigheid en broederschap zien ze alleen nog maar de anderen als een outgroup. Het is mijns inziens dan ook een terechte reflectie die op het einde van de reportage werd gemaakt: wat als iedereen online komt in plaats van de huidige 25% van de wereldbevolking? Groeien er dan nog meer ingroups en outgroups? Gaan we ons binnen tien jaar 's nachts veiliger voelen in de buitenwijken van Brussel dan in cyberland? Laten we gewoon binnen nog eens 20 jaar afspreken om verder te debateren. Zelfde plaats, zelfde zender.
Reacties
Een reactie posten